Het gedicht ‘De Wuivende’ in een actuele context

Vorige week maakte minister Hugo de Jonge bekend dat de bewoners van zorg- en verpleeghuizen geen bezoekers meer mogen ontvangen. Ook voor partners, kinderen en andere geliefden geldt dit verbod, wat ondanks dat er begrip bestaat voor de genomen maatregel, tot veel verdriet heeft geleid.

De bewoners zullen zich afgesloten voelen van de gewone wereld, die op dit moment ook weer niet zo gewoon is, integendeel. Er moest plotseling min of meer afscheid van elkaar genomen worden. Toen ik van deze maatregel hoorde moest ik denken aan een gedicht van Anton van Duinkerken.

Van Duinkerken werd tijdens de Tweede Wereldoorlog op 4 mei 1942 aangehouden vanwege zijn in de ogen van de bezetter subversieve activiteiten. Hij werd gegijzeld en afgevoerd naar het kamp Beekvliet in Sint Michielsgestel en daarmee ook afgesloten van zijn gezin en de buitenwereld. Van Duinkerken was toen 39 jaar, getrouwd met Nini Arnolds en samen hadden zij zes kinderen. Het gezin woonde in Amsterdam.

De katholieke Van Duinkerken schreef veel tijdens zijn gijzeling in Sint Michielsgestel en de helft van zijn brieven kunnen beschouwd worden als liefdesbrieven. Op 7 juli 1942, dus na drie maanden, diende hij een verzoek in om zijn vrouw te mogen ontvangen en tot zijn grote vreugde werd toestemming verleend voor een bezoek. Aan Nini worden ‘vijf volle uren’ toegestaan: op dinsdag 22 juli, van ’s morgens halftwaalf tot ’s middags halfvijf.

De dag na het bezoek van zijn vrouw vereeuwigde Van Duinkerken zijn vrouw in een gedicht: De Wuivende. Het schildert haar zoals zij, na het vertrek uit het kamp, te voet langzaam uit zijn ogen verdwijnt terwijl zij de weg door de korenvelden neemt , terug naar het station in Den Bosch, zwaaiend met haar zakdoek, steeds kleiner wordend aan de horizon.

De Wuivende

Mijn vrouw is de wuivende, die met haar zakdoek
in ’t licht langs het korenveld gaat.
Zij zendt mij een uiterste teken van liefde
nu zij mij, gedwongen, verlaat.

Wie weet voor hoelang zij vertrekt? Ik blijf eenzaam
doch jubel slaat op in mijn bloed.
Ik voel mij niet langer gevangen; rondom mij
is alom haar wuivende groet.

Mijn God in de hemel, die ’t ziet, en die weet
hoe ik nooit voor mijzelven iets vroeg
– Al wat gij mij gaaft heb ik dankbaar aanvaard
En Gij gaaft mij geluk genoeg! – 

Verhoor voor vandaag en de rest van mijn leven
één enkele bede van mij:
Dat altijd mijn vrouw als uw teken van liefde
voor mij deze wuivende zij.

Haar simpel bewegen der hand bij haar afscheid
zond mij het geheim tegemoet,
Waarom Gij uw engel zijn boodschap liet zeggen
Beginnende met ‘Wees Gegroet’!

Want al wat beweegt, hier op aarde, in de zee
langs uw hemelen vol heerlijkheid 
Is niets dan een wuivende groet aan de ziel
om te zeggen, hoe goed Gij zijt.

Wie God wil begrijpen die heeft niet genoeg
aan ons vorsende mensenverstand.
Hij ziet naar het dansen van sterren en golven
en ’t wuiven der dierbaarste hand.

Al wat ik geloof en belijd vat ik samen
in deze, mijn opperste wet:
Mijn ziel zij een wuivende groet aan mijn God
want ik heb geen volmaakter gebed.

Mijn ziel zij een riet aan de stroom der genade
en een wuivende golfslag, die spoelt
Langs de zoelheid der kust, en een graanveld in zon,
dat de tocht van de zomerwind voelt.

Mijn ziel zij gelijk aan de ziel van de vrouw
die mij toezond uw godlijke groet
Want zij is de wuivende, die Gij mij gaaft
en ik dank U, het leven is goed.

Uit alles in dit gedicht blijkt de grote liefde voor zijn vrouw. Daarnaast geeft de katholieke Van Duinkerken blijk van zijn rotsvaste vertrouwen in God. Dit alles speelde in 1942, midden in de oorlog, en Van Duinkerken was bang dat hij de gehele oorlog opgesloten zou blijven. Gelukkig kwam hij op 18 december1942 alweer vrij. Zijn gevangenschap duurde dus ‘slechts’ zeven maanden, maar dat was in juli nog niet te voorzien.

De ‘gevangenschap’ van onze geliefden in een verpleeg- of verzorgingshuis is nog maar net begonnen en we weten ook niet hoe lang die zal duren. Hopelijk geen zeven maanden. Verder gaat de vergelijking met Van Duinkerken ook niet helemaal op. Van Duinkerken was in mei 1942 nog jong (39), krachtig en gezond. Onze geliefden in de zorginstellingen zijn meestal veel ouder en behoren tot een kwetsbare bevolkingsgroep.

Maar toch kan enige troost en bemoediging worden gevonden in de woorden van De Wuivende. En één ding maakt het gedicht ons heel duidelijk: vooral door de LIEFDE blijf je met elkaar verbonden.

Door Bart Nefs.

2 Replies to “Het gedicht ‘De Wuivende’ in een actuele context”

  1. Gisteren kwam dit gedicht spontaan bij mij op toen ik in deze Coronatijd een afspraak maakte met één van onze vrijwilligers, een man in de zeventig. Ik zou om half vijf als ik met de trein langs hun huis zou passeren, een witte zakdoek door het raampje steken. Hij en zijn vrouw stonden buiten aan de voordeur en wuifden… Dit was een zeer gelukkig makend moment, hartverwarmend, ontroerend moment.
    God zij dank!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *